Long COVID: vergeet die stip op de horizon!

Long COVID: vergeet die stip op de horizon!

Long COVID: vergeet die stip op de horizon!Het is een bekend gegeven dat mensen met een Corona of COVID besmetting nog langdurig klachten kunnen overhouden, in dat geval Long COVID genoemd. In de revalidatieprogramma’s van Long COVID wordt bij het streven naar herstel veel aandacht besteed aan fysieke training. Veelal uitgevoerd onder begeleiding van fysiotherapeuten. Mensen met Long COVID zijn immers lusteloos, snel vermoeid en nauwelijks in staat tot fysieke inspanning. Symptomen die inderdaad veel gelijkenis vertonen met ‘gebrek aan conditie’. Conditietraining lijkt daarom – oppervlakkig gezien – voor de hand liggend: ‘Hup, op de fiets en kilometers maken.’

Logisch, maar in mijn optiek onvolledig. Vanuit mijn jarenlange ervaring als bedrijfspsycholoog stel ik de vraag of het niet mogelijk is dat mensen die naar aanleiding van Long COVID in een mentaal kwetsbare positie komen die veel overeenkomsten vertoont met burn-out?

 

Diagnose COVID

Ik verklaar mij nader met het voorbeeld van mijn ervaring met een man van middelbare leeftijd, met een goede baan, die wordt gediagnosticeerd met COVID. In een latere fase Long COVID. Hij wordt doorverwezen naar het ziekenhuis en krijgt de hele mallemolen over zich heen: arbeidsdeskundige, bedrijfsarts, (collega)psycholoog en fysiotherapeut. Er wordt in alle oprechtheid alles aan gedaan om die man zo snel mogelijk weer op de been te krijgen. Maar naar mijn idee wordt er één essentieel onderdeel over het hoofd gezien: de man zelf.

 

Van de ene op de andere dag

We hebben het hier over een sociaal en maatschappelijk zeer actieve man die – bij wijze van spreken – nog nooit van z’n leven één dag ziek is geweest. Van de ene op de andere dag kan hij fysiek niets meer en raakt ook verder de controle over zijn leven volledig kwijt. Want vanaf het moment dat zijn ziekte is vastgesteld, wordt zijn bestaan bepaald door een groep hoogopgeleide specialisten die hem exact vertellen wat hij wél en niet moet doen om weer beter te worden.

 

Een glijdende schaal

Nogmaals, alles met de beste bedoelingen en volgens de nieuwste medische inzichten, maar het resultaat is omgekeerd evenredig aan de inspanningen. De eens zo zelfverzekerde man ontwikkelt angststoornissen en durft bijvoorbeeld de straat niet meer op te gaan. Bang dat hij bijvoorbeeld tijdens een wandeling niet voldoende energie over heeft om terug naar huis te keren.
Door het gebrek aan beweging verliest hij vervolgens in een rap tempo nóg meer fysieke kracht, krijgt last van piepen en suizen in z’n oren, raakt chronisch vermoeid en heeft vaak last van hoofdpijn. Concluderend: ondanks het gegeven dat hij het voor hem vreselijk intensieven trainings- en begeleidingsprogramma trouw blijft volgen, raakt hij voor z’n gevoel steeds verder verwijderd van het licht aan het eind van de tunnel.
Via via komt hij uiteindelijk bij mij terecht.

 

Kortste weg blijkt eindeloos lang

Na een eerste gesprek met hem vraag ik me af of het – net als bij een reguliere burn-out – wel zo verstandig is om de kortste en snelste weg naar ‘genezing’ te zoeken. Die weg is in dit geval namelijk eindeloos lang gebleken. Ik besluit eerst maar eens de tijd te nemen om met de man te praten en hem te stimuleren de nieuwe situatie onder ogen te zien en te accepteren. Uitgaande van de gedachte dat het nooit meer wordt zoals het was. Hij moet eerst afscheid nemen van zijn oude ‘ik’ en kennismaken met de mogelijkheden van zijn ‘nieuwe persoonlijkheid’. Goed vergelijkbaar met het doorlopen van de verschillende fasen tijdens een rouwproces. En in de eerste fase van een dergelijk proces spelen tijd, aandacht en geduld een veel belangrijkere rol dan beweging, laat staan fysieke training.

 

Fase 1: praten, praten, praten

We zijn gestart met praten. Over de ziekte en vooral over hoe hij het ervaart dat hij niet meer kan wat hij vroeger zo terloops deed: werken, lopen, klussen, rennen, noem maar op. Maar ook over de reacties van de buitenwereld. Niet dat iemand het direct zegt, maar hij merkt dat er mensen zijn die denken dat hij zich aanstelt. Dat hij zijn snor drukt. Hoe moet hij daar mee omgaan? Moet hij het vragen? Moet hij èn passant duidelijk maken dat het geen aanstellerij is, maar dat COVID hem min of meer sloopt? Of moet hij het gewoon negeren: ze weten immers niet beter.
Pas na driekwart jaar zijn we gestart met korte wandelingetjes rondom zijn huis. Niks spectaculairs, maar voor hem super vermoeiend. Dat is de fase waarin we nu nog steeds zitten, zij het dat die wandelingetjes hem – nog steeds met ups en downs – steeds gemakkelijker afgaan en dat we steeds verder kunnen.

 

Langzaam vooruit

Hij is nog steeds mijlenver verwijderd van de man die hij was voordat hij ‘werd overvallen’ door COVID. Maar hij wordt niet langer gefrustreerd door behoefte en drang om dáár weer te geraken. Hij geniet van de momenten zoals deze zich nu aan hem voordoen en is blij met iedere stap vooruit. Want hij ontwikkelt zich wél iedere dag. En zo geraken we wellicht langzaam maar zeker op het punt dat hij zich fysiek verder kan ontwikkelen in het kader van een actief trainingsschema, al weten we niet wanneer dat zal zijn. Dit jaar nog, volgende jaar of het jaar daarna. Die stip op de horizon ontbreekt volledig en dat is alleen maar goed. Want het voortdurende streven naar een eindresultaat kan enorm frustreren!


 

Lees ook: Waar twee vechten, hebben twee schuld!?